Buiten de psychiatrie?

Tot een paar jaar geleden had ik nooit gehoord van ‘de week van de psychiatrie’. En toen ik er van hoorde, had ik geen flauw idee waar dat over zou gaan. Nu weet ik waar dat door komt. Ik had geen besef van de psychiatrie in mij. En de psychiatrie had geen enkel benul van mijn bestaan. 

Toen ik na heel veel omzwervingen uiteindelijk op de stoel tegenover de psychiater kwam te zitten, mocht ik mijn verhaal doen. Ik wist niet wat mijn verhaal was, of eigenlijk, dàt ik een verhaal had. Hij zag mijn worsteling en hielp me op weg met wat vragen. Langzaam kwam het onder lagen camouflage vandaan. In grove structuren, met hiaten, maar onmiskenbaar aanwezig, in mij, met mij. Hij leunde achterover in zijn comfortabele leunstoel en plaatste zijn vingertoppen tegen elkaar. De blik in zijn ogen verraadde compassie, al kon ik me op dat moment niet voorstellen dat dat voor mij bedoeld was. ‘Hoe heb je het zo lang buiten de psychiatrie kunnen volhouden?’ Zijn stem klonk vriendelijk, dat wel. 

De week van de psychiatrie. Het thema is zichtbaar. Het doel van de week van de psychiatrie is:

We willen goed onder de aandacht te brengen dat er zo ontzettend veel mensen met veel leed mee te maken hebben. We willen dit leed zien te beperken en zien te voorkomen. Acceptatie en informatie is daarbij van belang. We hopen dat door deze week meer mensen uit de maatschappij op de hoogte zijn wat hier allemaal achter schuilgaat. Op een uitnodigende, open en prikkelende manier. Met elkaar kunnen we dan eerder en beter lokaliseren welke mensen in de knel zitten en hen hopelijk leed besparen. Leed dat anders vaak levenslang mee wordt meegedragen. (Citaat, website www.weekvandepsychiatrie.nl)

Hoewel we vandaag de dag veel gemakkelijker benoemen dat we stress hebben, een dipje, niet zo lekker in ons vel zitten, blijft het lastig zonder haperingen te vertellen dat je een psychiatrische aandoening hebt. Doe je dat wel, dan altijd die monsterende blik. Die hapering in het vervolg van het gesprek. Opeens ben je ‘anders’ en moet je maar weer bewijzen dat je je psychiatrische stoornis niet bent maar hebt. 

Een van de drijfveren om mijn boek ‘Halverwege het einde’ te schrijven en voor iedere lezer beschikbaar te maken, was het zichtbaar maken dat mensen een psychiatrisch probleem kunnen hebben, al functioneren ze ogenschijnlijk normaal. Dat het in alle bevolkingsgroepen voorkomt, dat, in mijn geval, ook de dokter een psychiatrische patiënt kan zijn. Ik wil laten zien dat het bestaat. En dat het niet weg is door erover te zwijgen. Dat iemand met een psychiatrisch probleem niet eng is. Psychiatrische aandoeningen mogen zichtbaar zijn, opdat we ermee aan de slag kunnen. 

Niet voor niets heb ik een passage uit het citaat onderstreept. Wat daar staat, is wat mijn boek doet; laten zien wat allemaal schuil kan gaan achter het leven van een psychiatrische patiënt. Zie, voel, herken, erken. Wij bestaan gewoon.

Acht jaar oorlog

Hoe begint een oorlog? Dat heb ik me vaak afgevraagd nadat ik me verdiepte in de Syrische oorlog. Ik vroeg het aan een Syrische vriend die ik al sinds 2014 ken. Hij vertelde me dat het allemaal in maart 2011 begon met een roep om vrijheid en democratie. Het waren vreedzame protesten van mensen die de straat op gingen.

Dat duurde zes maanden. Maar er waren in die tijd ook al slachtoffers tijdens de protestdemonstraties. Na deze periode begon de inmenging van buitenlandse mogendheden het speelveld te veranderen. Het verhaal gaat dat door toedoen van Qatar de demonstraties niet meer vreedzaam waren, maar geweld werd gebruikt. De reactie van de veiligheidsdiensten en het leger was wreed en overweldigend. Onschuldige mensen werden vermoord waaronder studenten. De vreedzame revolutie sloeg om en leidde tot een heel chaotische situatie met allerlei groeperingen die elkaar bevochten. Dit versterkte de machtsbasis van de zittende regering en de Assad clan. Ook de Nederlandse Ambassadeur van Dam had een dubieuze rol in die tijd, hoewel hij een objectieve en onpartijdige positie had moeten innemen. Na 2017 begon een nieuwe fase van het Syrische conflict.

Toen begon de Syrische burgeroorlog volgens mijn Syrische vriend. De Syrische oorlog werd het speelveld van de internationale geopolitiek. Rusland en Iran steunden Assad. Aan de andere kant de Amerikanen en de koerdische groeperingen. De Saoedi’s en Arabische Emiraten steunden de extremistische groeperingen om olie op het vuur te gooien. Mijn vriend bestempelt Assad als een militie – hij heeft zijn rol gepakt en gekregen met machiavellistische en blinde macht. Het beeld dat hij schetst is macaber en gespeend van enige vorm van humaniteit. Mensen worden letterlijk afgeslacht terwijl de internationale gemeenschap toekijkt. Idlib wordt het slagveld waarin kernwapens worden gebruikt, om de resten van Daesh en ISIS te vernietigen ten koste van talloze burgers en onschuldige mensen. 

Ja, want oorlog gaat vooral ten koste van gewone mensen. Zij zijn altijd het slachtoffer. Ik moet denken aan de Syrische familie die ik ontmoette in een detentiecentrum in het zuiden van Macedonie in 2015. Het was een vader en moeder met 5 kinderen. Het detentiecentrum lag net buiten een klein stadje in een verlaten gebied temidden van landbouwgrond. Een verlaten gebied waar niemand kwam, behalve de boer die eigenaar was van de grond. Het detentiecentrum had een groot hek als omheining en het zag er onheilspellend en vervaarlijk uit. Ik begreep niet waarom er hekken nodig waren voor oorlogsslachtoffers die alleen maar daar terecht waren gekomen om een veilig heenkomen te zoeken. Alle vluchtelingen leefden in containers van 2,5 bij 3. In een van die containers woonde de Syrische familie. Ze hadden drie stapelbedden waarin 6 mensen konden slapen. De vader lag op de grond op een matje.

Het was hartverscheurend om te zien hoe ze daar leefden en hoe ze mij desondanks welkom heetten toen ik ze bezocht. De vader was kunstenaar geweest in Aleppo en hij liet me de tekeningen zien die hij had gemaakt vanaf zijn vlucht. Het waren allemaal troosteloze beelden van mensen die dood waren, huilende mensen, mensen zonder ledematen in kapotte steden. Schuchter vertelde hij me dat dit zijn manier was om proberen de beelden die hem wakker hielden elke nacht, weg te jagen. Ze smeekten me om hulp. Ik wist dat ik niks kon doen en dat wisten zij ook. Hun vraag was een hopeloze poging om uit de benarde situatie te komen waarin ze zich bevonden. Nimmer zal ik ze vergeten, deze familie wiens lot ongewis is en wiens enige misdaad is dat zij niet hun leven wilden verliezen in een zinloze en wrede oorlog.

De sterfdag van de democratie

 
 
 
 

Decembers Donkere Depressie Dagen

Donkere wolken pakken zich samen. Het  aantal zonuren wordt met 90 procent procent van een wolkeloze zomerdag gereduceerd naar 0,5 zonuren per dag. Temperaturen blijven net boven nul hangen en daarmee wordt het dan vaak een druilerige dag. Het is december.

Veel huishoudens gaan de strijd aan met dit sombere weer. Alles wordt in werking gezet om er een gezellige maand van te maken. Pepernoten, pakjes, surprises en gedichten kondigen het verblijf van Sinterklaas aan. Vrolijke spanning maak zich meester van iedereen die in een pakjesavondcomplot zit. De stukgetrapte pepernoten kraken nog onder je voeten als de rood bemantelde man en zijn gevolg weer naar Spanje vertrekken. 

Maar dat deert niet want onmiddellijk leggen we daar een tapijt van losgekomen dennennaalden bij. De kerstboom mag beslist niet vóór maar toch wel direct na het Sinterklaasfeest worden opgezet. Wie voor de geur gaat, neemt de losse naalden voor lief. Met aandacht voor het milieu hangen we steeds vaker ledlampjes in de boom en omdat die zo zuinig zijn, plaatsen we buiten ook steeds meer feestverlichting. Rendieren en arrensleden sjezen over het dak en de Kerstman klimt er onbeholpen achteraan. Steeds vaker ook flikkeren de sterren ambulanceblauw boven de voordeur, wat voor een hulpverlener best verwarrend is. Maar ach, de belofte van een overdadig kerstdiner en aan het eind van de maand nog de nodige oliebollen doen de verbijstering verdwijnen als niet gevallen sneeuw voor de niet geschenen zon.

Boodschappenlijsten met doorhalingen en toevoegingen slingeren de hele maand rond. Er wordt driftig heen en weer geappt waar het Kerstdiner gehouden wordt, wie er wel of niet kunnen komen en welke gerechten door wie klaargemaakt kunnen worden. Kwesties als lootjes trekken of voor iedereen wat kopen worden vurig bediscussieerd en voor welk bedrag dan, blijft een heikel punt. Er wordt een planning gemaakt wanneer de boodschappen gehaald kunnen worden waarbij natuurlijk rekening gehouden moet worden met de houdbaarheid van de producten. Waar tijdnood dreigt wordt elkaar moed ingesproken of anders wordt op het laatst het eerst zo belangrijke tussengerecht alsnog geschrapt uit het menu. Als het maar gezellig is.

In de winter neemt de natuurlijke blootstelling aan licht fors af waardoor mensen die er gevoelig voor zijn heel wat Lux tekort kunnen komen. Het is niet alleen later licht en vroeger donker,  maar de intensiteit van het zonlicht is afgenomen en vaak zit er ook nog de nodige bewolking tussen de zon en de aarde in deze periode. Kortom: we moeten heel wat lichturen ontberen. Door de kortere dagen is het lastiger voldoende buiten te komen om te wandelen of hard te lopen. Twee activiteiten die bewezen antidepressief werken, zijn minder beschikbaar.

De maand december gaat met de weekstructuur aan de haal. Behalve dat het moeilijker is om ’s morgens in het donker toch op tijd op te staan en ’s avonds ondanks het donker niet te vroeg naar bed te gaan, is december bij uitstek een maand om nog even je vrije dagen op te nemen. Lekker handig voor al die inkopen. Regelmaat is helaas ver te zoeken.

Voor veel mensen chronisch of recidiverend depressief zijn is de decembermaand veelal niet favoriet. De feestelijkheden in de maand zijn zo diep geworteld, dat het onmogelijk is je eraan te onttrekken, wat het soms nog erger maakt. Door de druk en de stress word je in de hoek van inactiviteit gedrukt. Dit is voor omstanders vaak lastig te herkennen, wat maakt dat er gebrek aan betrokkenheid en enthousiasme ten laste wordt gelegd. Iedereen wil het immers gewoon gezellig maken en daarvoor moeten we allemaal ons steentje bijdragen. 

Ik zou het een mooie gedachte vinden dat december een maand zou kunnen worden van mogen in plaats van moeten, van kunnen in plaats van behoren, van willen in plaats van verplicht zijn, van samen in plaats van alleen, van ruimte in plaats van dwang, van acceptatie in plaats van hooggespannen verwachtingen. Een maand waarin we mogen zijn zoals we zijn in plaats van te moeten zijn zoals de ander verwacht dat je bent.

December is één van de periodes in het jaar dat meer mensen depressief zijn. Laat ze niet in het donker staan. Maak depressie bespreekbaar.

Diversiteit in gedrag

Toen ik 38 was (21 jaar geleden) had ik nog een echte leidinggevende. Altijd leuk, een leidinggevende. Niets fijner dan gecontroleerd te worden door iemand, waarvan je dingen accepteert, waarvoor je een ander in de kliko zou laten verdwijnen. Hierarchie moet er zijn, zeker voor de zoon van een militair, zoals ik, die van oudsher de wereld had leren opdelen in generaals, kolonels, grootmajoors, sergeant-majoors, kortom: in rangen en standen.

Naar wat hoger staat in de rangorde heb je te luisteren, leerde ik, dus nam ik mijn leidinggevende zeer serieus. Bert, zei ze, jij bent creatief, niet zo georganiseerd en ik vind je ook vrij druk. Dat hoorde ik mijn hele leven al, maar in plaats van het te onderkennen, schoot ik onmiddellijk in een contractie van verzet als iemand me drukte verweet.

Maar goed, hierarchisch hoger geplaatst, dus ik naar de RIAGG om het te laten meten. Daar zat een door het bleekmiddel van routine flets geworden psychiater zinnen af te draaien, die leken op de digitale stemmen die tegenwoordig in treinen en trams te horen zijn bij de nadering van een station. Alleen ging er bij hem geen pling plong vooraf aan zijn teksten.

Ik moest een test doen. Ik werd wat nerveus van zijn als geruststelling bedoelde, ingestudeerde vriendelijkheid, die toen mode was bij zielenknijpers, die geen aandacht meer konden opbrengen voor het allooi loze gebabbel van hun patiënten. Om te voorkomen dat dat opviel, waren ze hun patiënten cliënten gaan noemen, wat hun gedrag een professionele en fatsoenlijke lay out gaf. De test bevatte 40 vragen, waarvan ik er 33 zo beantwoordde, dat de RIAGG-psychiater concludeerde, dat ik er inderdaad van uit mocht gaan dat ik ADHD had. Dat vond ik wel fijn. Een etiketje kon nooit kwaad.

‘Ben je nu alweer vergeten boodschappen te doen?’

‘Oh, sorry. Typisch zo’n ADHD-ding.’

‘Bert, waarom heb je de Le Creuzet pan nu in de afwasmachine gezet? Ik heb al honderd keer gezegd dat die daar niet in mag!’

‘Hè verdikkie, heb ik het weer gedaan? Het zal mijn ADHD zijn.’

Ik slikte twee weken ritalin, op advies van het RIAGG, maar dat deed niets. En na het bezoek aan een avondje van ADHD’ers wist ik het zeker. Ik had geen ADHD. Ik kwam daar mensen tegen, die pillen moesten slikken om te voorkomen, dat ze iemand op straat niet op zijn gezicht timmerden, alleen maar omdat ze dat gezicht irritant vonden. Verder vertelden mensen dat ze naar de winkel gingen, en daar totaal vergaten welke boodschappen ze ook weer moesten doen. Soms probeerden ze nog meer te vertellen, maar dan liepen alle aanwezigen zomaar het gesprek uit, of vielen hen in de rede, of begonnen zelf een verhaal te vertellen terwijl de ander nog bezig was. Ik ben nog nooit zo moe geweest als na dat uurtje daar.

Nee, ik had geen ADHD. Het etiket kon de prullenbak in. Ik beschikte gewoon over veel energie, had een extra batterij in mijn genetische laatjes meegekregen. En zo is het natuurlijk heel vaak. Dat we gedrag een psychiatrisch etiket meegeven. Iemand die wat stiller is, en zich graag terugtrekt in zijn bezigheden, noemen we een autist. Mannelijke ex-partners heten narcisten, vrouwelijke borderliners. Vertoont iemand door overmatige sporttraining veel energie, dan is hij een ADHD’er. En iemand die door zijn hormonencocktail stemmingswisselingen ondergaat, plakken we de sticker schizofreen op zijn voorhoofd.

Dit psychiatriseren van gedragsdiversiteit is een maatschappelijk verschijnsel geworden. En het begint al op de basisschool. Op iedere school zijn er wel 2 of 3 leerkrachten uit het bestand te vissen, die rondlopen als de geheime dienst van het zieleknijperscircuit. Met grote stelligheid strooien ze ziektebeelden rond over hun leerlingenbestand, alsof het pepernoten zijn op een sinterklaasfeest. En dat gaat vrolijk verder na de basisschool. Ik hoor steeds vaker managers en medewerkers die een collega met enige argwaan bekijken, en er dan een etiket op plakken.

‘Volgens mij leidt Wiebe aan een agressief-compulsieve stoornis.’

‘Kees is echt een autist, hoor. Ik weet het bijna zeker.’

Zouden we niet beter weten, dan zouden we met de schrijver W.F. Hermans kunnen zeggen, dat we door gevaarlijke gekken omringd zijn. Dus wenden we ons tot schrijvende psychiaters als Dirk de Wachter, die de hele wereld ongeveer tot een psychiatrische inrichting omtoveren. Wat commercieel bijzonder handig is, want de psychiatriseringsneigingen leggen hen geen windeieren.

Beter kan je psychiatrische patiënten lezen, zoals Jacob Maarten Arend Biesheuvel. Dan zie je wat een echte psychiatrische stoornis is. En ga anders eens kijken op een school voor bijzonder onderwijs. Waar kinderen volkomen van hun stuk raken, als je een gebakje afslaat wat ze je aanbieden omdat ze jarig zijn. Dan weet je wat autisme is, of tot wat voor moeilijkheden ADHD kan leiden. Hokjesgeest past bij de mens, het is een biologische eigenaardigheid van onze soort, waar we het etiket ‘caterogoriseringsdrift’ op kunnen plakken, als we toch met etiketten willen strooien. En, voor de goede orde, categoriseringsdrift is geen dwangneurose.

Regels! Normen en waarden!

Ik ken een man met een snor, die auditor is en organisaties doorlicht, en die enorm opleeft als hij zich aan de regeltjes houdt. Hij is geen vriend, maar iemand die ik regelmatig in onze straat zie lopen. Soms wil hij een praatje maken, bijvoorbeeld als de straat afgesloten is om leidingen te leggen, met alle herrie die daarbij hoort. Dan komt hij kijken of mensen niet toch stiekem op plaatsen lopen waar ze niet mogen komen. Als hij in de buurt is, komt dat steeds minder vaak voor.

Het maakt niet uit of het om belangrijke of minder belangrijke regeltjes gaat, want hij heeft moeite om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Hij windt zich bijvoorbeeld niet alleen op over opgeschoten jongetjes die geen meisjes kunnen krijgen, en dat compenseren met straatraces, maar ook over mensen die voordringen bij de slager of mensen die per ongeluk een papiertje op straat laten vallen.  

Het gebrek aan vermogen tot onderscheid vindt hij volmaakt onbelangrijk, vertrouwde hij me toe, daar gaat het immers niet om. Mensen ‘dienen zich’, zegt hij alsof hij een ambtelijk gebod voorleest, zich ‘te allen tijde’ aan de regels te houden. Wie zich er niet aan houdt, begaat een overtreding, en ‘dient’ zich daar niet alleen bewust van te zijn, maar tevens een verbale schrobbering te krijgen. Meestal met de hypnotiserende ogen van een giftig reptiel dat zijn prooi aankijkt voordat hij hem aanvalt.

Nog boeiender lijkt het voor hem om discussies te voeren met argeloze mensen, die zich door de routine van het leven niet aan regels houden. Dat doet hij trouwens zonder aanzien des persoons. Jong en oud moeten eraan geloven als hij met het elan van een stalinistische beul plotseling tevoorschijn springt, en tot schrik van ook andere aanwezigen, iemand openlijk terechtwijst op een overtreding. Want, vindt hij, correcties moeten altijd zo openlijk mogelijk. Heeft niets met vernedering te maken. Het is gewoon ter bevordering van het fatsoen, die warme morele deken voor hen die geloven in het waanbeeld, dat ze zijn als een hond die terugkomt van een gehoorzaamheidscursus.

Als er niets te regelen valt, wat met zijn oog voor detail zelden voorkomt, begint hij zich te vervelen. Dan wordt hij een soort alpinaire marmot in winterslaap, wat een merkwaardig contrast vormt met de rest van zijn karakter. Het blijft een eigenaardig beeld, om deze man, die tijdens zijn zelf bedachte rondes het toppunt van opmerkzaamheid is, te zien sudderen in de jus van ledigheid.

Deze eigenschap maakte hem lang geleden ongeschikt voor militair of politieagent: hij verloor ook toen al de noodzakelijke alertheid als er langdurig geen overtreding plaatsvond. Een leven zonder overtreding is net zo erg voor hem, als een vrouw die haar haar groen of blauw heeft geverfd. Dat vindt hij weerzinwekkend. Hij houdt nu eenmaal van naturel, en van -zoals hij dat zegt- ‘authontiek’.

De regels zijn zijn kleur. In zijn veel te vroeg zindelijk gemaakte hersenpan bestaat er geen grotere bron van inspiratie dan het in de juiste volgorde uitvoeren van voorschriften, en de zorg dat anderen dit ook doen. Iemand die dat niet doet, is voor hem altijd een moedwillige overtreder. Hij is trouwens nooit te beroerd om iemand na een verbale afstraffing te helpen. De volledig in de prak geprate zondaar, die zojuist met het nodige aplomb in een ketel schuldgevoel is ondergedompeld, heeft dan de volledige bereidheid om zich te onderwerpen, als een door dobbelmanpintchers bedreigde chihuahua. En onderwerping wekt onmiddellijk zijn sympathie op. Mildheid overmant de trekken van zijn gelaat, op zo’n moment. Hij licht nog eens toe wat de regel is, voor de ander een college in zaken die hem bekend zijn.

‘Ik weet het, ik weet het’ probeert die.  Maar onze regelman schudt zijn hoofd.

Weten en weten is twee, zegt hij kordaat. Iets weten is iets anders dan het ook toepassen. De ander knikt dan, maar je ziet dat er weerstand opspeelt tegen die eigen bevestiging. Weerstand die niet geuit wordt, want elke tegenspraak beantwoordt de regelman met een nieuwe lange uitleg.  En die vermijd je liever. Netjes. Anders overtreed je de regels. En de regelman zal niet toestaan dat je de deken van het fatsoen van de werkelijkheid aftrekt.

Dat zou teveel kleur geven. En het bestaan moet niet teveel kleur hebben. Tenzij het natuurlijk voortkomt uit regels.

Mobiele vakantie treurnis

Zomaar een beeld tijdens het dineren in een prachtig all inclusive hotel in Turkije. We zitten buiten, hoog boven het zwembad op een terras op palen, met uitzicht op de zee en een ondergaande zon. Naast ons een gezin. Twee kinderen, een vader, en een moeder. Zoon rust met zijn voorhoofd op tafel. Vader kijkt naar zijn bord. De moeder glimlacht schalks. 

Wat beter kijken leert dat moeder glimlacht naar de whatsapp conversatie op haar scherm. De zoon kijkt ónder tafel Netflix, en de meest luie positie om dat te doen, is met zijn hoofd op tafel. Vader kijkt niet naar maar naast zijn bord, op zijn telefoon. The dining d(e)ad.

Blijft over, de dochter. Zij is wat jonger, en heeft nog geen eigen schermpje. Ze staart voor zich uit. Werpt een blik op haar moeder, maar de glimlach is voor de onbekende persoon met wie ze aan het appen is, niet voor haar. Haar  eenzaamheid is bijna tastbaar.

Offline vakantie

Wij doen ondertussen een offline vakantie. Wij lezen papieren boeken, kletsen wat, en als een van ons naar de bar loopt of het toilet, kijken we om ons heen in plaats van grijpen naar de telefoon. Ik ben uiteraard dol op de mogelijkheden die de smartphone biedt, en sluit me aan bij de Ode op de smartphone van de Correspondent. Maar met mate. En soms helemaal niet.

Ik lees dus met interesse Sapiens en Deus en denk dat we inderdaad ons vermogen kwijtraken om met aandacht in het hier en nu te zijn. Het is ook lastig weerstand te bieden aan het leger verslavingsspecialisten die de tech industrie inhuurt. In de race om de eeuwige groei te realiseren, zet elke app en elk social media platform ons met Hooked in de hand aan tot meer, vaker, sneller. Het is niet bij te houden, en het maakt ons onrustig.

De online medevakantieganger

‘Wacht, ik zet het op Instaaaaaaaa’. “Ja, maar ik wil ‘t ook op de fotoooooo.” De moeder doet een dubbele schermtruc bij het zwembad. Één telefoon voor de Insta story, één voor foto’s maken. Met aandacht kijken naar het object van de story, het kind, is er niet meer bij. De foto’s dienen bewerkt en geperfectioneerd te worden.

Ondertussen hangen kinderen in de lobby van dit hotel, met eindeloos veel zwembaden en een fantastisch animatie team, met oortjes in en de blik op het scherm. De WiFi is daar het beste.

Misschien is nog wel het treurigste beeld is dat van een groepje kids in de zee. Het leek bijna erop dat ze lekker gingen spetteren, totdat ik de plastic tasjes zie om de nek, met daarin de smartphone. Allemaal gebogen over het tasje, wordt er door het plastic heen druk op de telefoon gedrukt.

Antropo-sof

Op vakantie gaan all inclusive was voor mij altijd een soort antroposofische reis met heerlijk mensen observeren. Met onder andere #allinclusivetweets gooide ik mijn observaties dan op den twitters. Uiteraard zat ik het leeuwendeel van de tijd in het zwembad, en verzamelde mijn tweet ideeën in mijn hoofd. Maar nu zelfs onder ouderen de smartphone penetratie 90% is, en écht iedereen de hele tijd alleen maar non stop op een scherm zit in de eigen wereld, is er geen bal meer aan. Wat een sof.

Voor mijn vermaak en ook om in de vakantie écht met elkaar te zijn, kunnen jullie de volgende vakantie de telefoons in de hotelkluis laten? En misschien ook thuis wat vaker wegleggen. Heb aandacht.

Besturen kunnen we allemaal

In de Volkskrant van vrijdag 5 juli 2018 kwam een drietal berichten bijeen die ieder afzonderlijk mijn pen niet uit zijn foedraal hadden gekregen. Eerst las ik het bericht dat Dick Schoof onze nieuwe man bij de AIVD wordt, vervolgens een artikel over André Postema onder wiens verantwoordelijkheid het examendebacle in Limburg plaats vond (houdt dat woordje verantwoordelijkheid even in gedachten). Ten slotte herinnerde Sheila Sitalsing ons in haar column aan de pogingen van de VVD om Halbe Zijlstra benoemd te krijgen bij de Wereldbank.

Dick Schoof kennen we nog van het invoeren van de Nationale Politie, een project waaraan we geen warme herinneringen bewaren. Nu mag hij zijn heilzame werkzaamheden voortzetten bij de AIVD. Gelukkig is hij niet alleen deskundig in het politiewezen, maar tevens een door vriend en vijand erkend deskundige op het gebied van het digitale dossier van inlichtingen en veiligheid.

Dan André Postema: Inmiddels zijn de meeste mensen het er wel over eens dat we tijdens het besturen van een auto niet moeten appen, bellen, SMSsen, Instagrammen (zou Dick weten wat dat is?) etc. Het besturen van een auto vereist onverdeelde aandacht van de bestuurder. Het besturen van een grote en complexe scholenorganisatie is gelukkig een stuk simpeler. Je kunt daar best het voorzitterschap van een Eerste Kamerfractie en nog drie andere banen naast doen.

De aanvankelijke keuze van Halbe Zijlstra als directielid van de Wereldbank valt in dezelfde categorie van onbegrijpelijkheid. Halbe, een ervaren bankier, bovendien wereldwijd erkend deskundige op de gebieden ontwikkelingssamenwerking en armoedebestrijding. Tja……

Het goede nieuws: Voor de meeste organisatie en bedrijven geldt dat de medewerkers en professionals die er werken zodanig goed op hun taken zijn voorbereid dat vaak redelijk schadevrij langs de klippen van het wanbestuur wordt gemanoeuvreerd. Je zou dus het standpunt kunnen huldigen dat het niet uitmaakt wie er bestuurt:

Koning, keizer, admiraal, besturen kunnen we allemaal.

Het is dan niet zo’n probleem als bestuursfuncties worden vergeven voor (vermeende) prestaties uit het verleden, worden geclaimd om narcistische behoeften te bevredigen of een combinatie van de twee.

Misschien is dat waar. Van de andere kant brengt het stoppen met de domme, gemakzuchtige, nepotistische en amorele manier waarop wij nu vaak bestuurders benoemen een aantal voordelen met zich mee. Het leven van de bestuurden wordt er een stuk aangenamer op! Zij kunnen de tijd die zij nu besteden aan het managen van de consequenties van slecht bestuur dan wijden aan hun echte werk. Daarnaast leidt goed bestuur dat wordt uitgeoefend door bekwame en integere bestuurders ertoe dat organisaties en bedrijven essentieel hogere toegevoegde waarde gaan leveren. 

De belangrijkste overweging is wellicht de volgende: Als mensen op posities van verantwoordelijkheid, posities met een voorbeeldfunctie, hun verantwoordelijkheid niet nemen, waarom zou ik dat als burger dan nog doen? Ik denk dat met name dit probleem ook een oorzaak is van de verwijdering tussen politiek en volk.

Moeten we in Nederland (en elders) de manier waarop wij bestuurders selecteren en benoemen niet eens op de schop nemen? Enkele suggesties? Lees mijn boek Veranderen zonder weerstand.

Leiders, paarden en vertrouwen

Vaak bezitten volkswijsheden en spreekwoorden belangrijke en diepe wijsheden. Soms echter zijn ze schadelijk, omdat ze op misverstanden gebaseerd zijn en kunnen ze veel schade aanrichten door het legitimeren van fout gedrag. “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard” is een voorbeeld van een gezegde dat op een misverstand rust.

In werkelijkheid is het andersom. Het gezegde zou beter luiden: “Vertrouwen komt te paard en gaat te voet”. Mensen willen elkaar graag vertrouwen. In allerlei contexten is dat duidelijk. Wanneer mensen voor het eerst bijeen zijn in een groep, is het uitgangspunt vertrouwen, en niet alleen maar omdat er sprake is van eensgezindheid of een gemeenschappelijk doel of interesse. Ook in de neuropsychologie ontstaat er steeds meer onderbouwing voor de stelling dat in groepen, bij een eerste ontmoeting, in samenwerkingssituaties, etc. vertrouwen niet alleen het uitgangspunt is, maar ook snel terug keert. Mensen zijn bereid elkaar een tweede, een derde kans te geven.

“Vertrouwen gaat te paard en komt te voet” stelt de leider in staat het weglekken van vertrouwen los te koppelen van zijn of haar gedrag: het biedt de leider de kans om te stellen, dat het vertrouwen weliswaar snel is afgenomen, maar dat dat nu eenmaal een eigenschap van vertrouwen is. Dat ging te paard, weet je nog?

Ik denk dus dat er voldoende reden is om aan te nemen dat het andersom is. Als dat zo is, wat heb je dan als leider gedaan om het voor elkaar te krijgen dat het vertrouwen weg is. Dus: In plaats van de oorzaak van weglekken van vertrouwen buiten jezelf te leggen, zou het een aanleiding moeten zijn voor zelfonderzoek. En als dat zelfonderzoek geen resultaat oplevert, tja …..

Participatie: een steen van Sisyphus?

Recent heeft VVD-fractieleider Dijkhoff een pleidooi gehouden voor aanscherping van het beleid voor nieuwkomers.  Dijkhoff wil hun bijstandsuitkering verlagen – een aanvulling tot het huidige niveau is alleen mogelijk voor wie de taal spreekt, een opleiding volgt, solliciteert, of ‘iets nuttigs doet voor de medemens’. Met zijn voorstel zegt Dijkhoff de ‘waardenmaatschappij’ te willen beschermen. Die zou in het geding zijn als we niet ingrijpen. De bal wordt bij de nieuwkomers gelegd, maar is dat terecht en is het ook wenselijk?

Sinds 1 juli 2015 is de Participatiewet van kracht. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, en is vooral in het leven geroepen voor nieuwkomers in Nederland. Vluchtelingen vormen een belangrijke groep onder de nieuwkomers. Nederland telt om en nabij de 250.000 vluchtelingen volgens Vluchtelingenwerk Nederland. Bijna 100.000 zijn van Syrische komaf.

Voor vluchtelingen die een status hebben gekregen geldt (sinds vorig jaar) dat zij als onderdeel van hun inburgeringsexamen een traject rond de zogenoemde Participatieverklaring moeten doorlopen. Het participatieverklaringstraject bestaat uit een programma van vier dagdelen rondom de Nederlandse kernwaarden: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Het traject wordt afgesloten met het ondertekenen van een verklaring, waarin  de nieuwkomer zegt kennis te hebben genomen van de waarden en regels van de Nederlandse samenleving, deze te respecteren en actief een bijdrage te willen leveren. Het komt erop neer dat ze hun best zullen doen maatschappelijk te participeren via betaald of onbetaald werk.

Hoe hangt de vlag erbij, zeven maanden na invoering van het participatieverklaringstraject? Recent schreef de Algemene Rekenkamer een alarmerend rapport over de problemen bij de Wet inburgering. Hieruit blijkt dat bezuinigingen, voortdurende wetswijzigingen en de verantwoordelijkheid leggen bij de asielmigrant, voor veel problemen zorgen.  Er blijkt een zogenoemde ‘refugee gap’ te zijn: het is moeilijk voor nieuwkomers om de Nederlandse cultuur echt te snappen en te doorgronden en te weten wat je moet doen om deel te nemen aan het arbeidsproces. Uit onderzoek komt naar voren dat de meeste statushouders langdurig werkloos zijn en in de bijstand leven. Volgens gegevens van het CPB heeft slechts 11% van hun (betaald) werk. In een ander CPB-rapport wordt een pleidooi gehouden voor het huisvesten van statushouders in regio’s met kansrijke netwerken om de kansen op participatie te vergroten.

Participeren in de Nederlandse samenleving lijkt op de steen van Sisyphus – elke stap vooruit lijkt niet het beoogde effect te hebben. Eerder het tegendeel.  Participatie vraagt om eigen regie, zichtbaarheid en vaardigheden om mee te kunnen doen, maar ook om  solidariteit en extra steun. Omdat Syriërs de grootste groep vluchtelingen en statushouders zijn, wil ik hier de aandacht op vestigen. Recent werd bekend dat 41% van Syrische vluchtelingen kampt met psychische problemen. Wat is er aan de hand?  

Syrische statushouders kampen met twee trauma’s: die van de oorlog die al meer dan zeven jaar duurt en die van meer dan 40 jaar repressie onder het regime van vader en zoon Assad. De eminente schrijver Yassin Al Haj Saleh zegt daar het volgende over. ‘In de genen van het Assad regime is vastgelegd dat er geen rechten zullen zijn voor Syriërs. We zijn geen burgers. We kunnen geen ‘nee’ zeggen tegen onze leiders. We kunnen ons niet organiseren, we zijn geen eigenaar van het politieke bestel in ons land, laat staan dat we meedoen in het publieke domein. Ze dwingen ons om onszelf te verloochenen. We zijn, zolang zij aan de macht zijn, politieke slaven’. Kortom: mensen hebben nooit geleerd om in vrijheid  te denken en te leven. Zelfs de muren hadden oren, hoor ik Syriërs vaak zeggen. Dan komen ze aan in Nederland en soms duurt het twee jaar voordat ze een status hebben en mogen gaan inburgeren. Al die tijd hebben ze in de wachtstand geleefd.

Inburgering is heel veel moeten: de taal moeten leren, de Nederlandse cultuur moeten begrijpen, de regels moeten naleven, het Participatieverklaringstraject moeten volgen, de kernwaarden moeten eren en respecteren, vrijwilligerswerk moeten doen als voorbereiding op betaalde arbeid. Het is onvoorstelbaar veel wat we vragen. Dit is een groep die vaak hoogopgeleid is, jazeker. Die ambitieus is en het goed wil doen. Die ‘blij’ is in Nederland te zijn. Maar het is ook een groep die een innerlijke strijd heeft moeten leveren of ze zouden blijven of gaan en hier pas toekomt aan hun rouwproces. Mensen, die na bijna 50 jaar in de donkerte leven, voorzichtig aan het proeven zijn wat het betekent om niet te leven met 24 veiligheidsdiensten die hen bespioneerden. Het is vallen en opstaan.  

Participatie is een instrument geworden met veel zinvolle ideeën hoe mensen geholpen kunnen worden hun weg te vinden in onze samenleving. Het beleid mist echter een kloppend hart waarin solidariteit maatgevend is. Er spreekt onvoldoende compassie uit, voor deze kwetsbare groep die hun land schrijnend mist, en de tijd moet krijgen om te wennen aan het feit dat ze hier in vrijheid kunnen leven.