Oliebol

Het AD stopt met de jaarlijkse Haringtest, en ook de Oliebollentest en de Friettest keren niet terug. Over smaak valt kennelijk toch veel te twisten. Vorig jaar was er veel kritiek. Vooral op de haringtest waar de keurmeesters niet objectief zouden zijn. De ongezouten kritieken die sommige deelnemers kregen, zouden soms zelfs kwetsend zijn. Bij de Oliebollentest wisten de bakkers die zich hadden opgegeven zeker dat er keurmeesters zouden komen, dus konden zij zich extra goed voorbereiden.  

Voor ons is deze beslissing niet verrassend. Alweer vier jaar geleden deden wij middels een blog voor het eerst een oproep om te stoppen met die ‘oliebollenlijstjes’. Toen al verdwaalde je in het woud van rankinglijsten. Universiteiten, scholen, woningcorporaties, ziekenhuizen, ‘beste bedrijf’, ‘beste werkgever’, en ga zo maar door. Geholpen door de reclame-industrie, marketeers en andere specialisten die met name inzetten op eigen promotie. Zij hebben het fenomeen namelijk uitgevonden. Ze zetten ook onbeschaamd voor hun eigen vakgebied oliebollenlijstjes in om hun navel op te poetsen. Denk naast al die prijzen voor de beste reclames aan de beste digital marketingprof of de communicatiemanager van het jaar. Wij van wc-eend adviseren wc-eend. Al die lijstjes suggereren een juist kwaliteitsoordeel en iedereen wil bovenaan staan, want dat is goed voor het imago. Maar op al die lijsten is veel aan te merken.

Neem de universiteiten, die hanteren zelfs diverse ‘oliebollenlijstjes’, zoals Times Higher Education World University Rankins, QS World University Rankings, Academic Ranking of World Universities (Shanghai Index) en CWTS Leiden Ranking. Alle lijstjes hanteren verschillende parameters, waardoor iedere universiteit op elk lijstje een andere plek inneemt. Daarmee verliezen de lijstjes aan belang zou je verwachten, maar nee: ‘Als we stijgen, merken we dat de belangstelling groeit. Dalen we flink, dan hebben we hier gelijk een debat over kwaliteit’, zei Bert van der Zwaan, destijds rector magnificus van de Universiteit Utrecht. Hij was tegenstander van dergelijke lijstjes, maar ontkwam niet aan de effecten. Hij zag in het verleden een handvol collega’s uit Groot-Brittannië aftreden na daling op gezaghebbende rankings: ‘Het debat erover is daar heel scherp. Met de hoge salarissen en bonussen voor bestuurders leidt het ook ronduit tot ongewenste prikkels’ (NRC, 2 oktober 2014).

Cito-scores

Veel ouders baseren de keuze voor de basisschool van hun kind op een lijstje met Cito-scores. Maar wat zeggen die scores? Een basisschool kan uitstekend presteren, alle leerlingen krijgen goed onderwijs, alleen door een aantal leerlingen met taalachterstand komt de school niet hoog te staan in de Cito-score. Terwijl een andere school alles op alles zet om maar zo hoog mogelijk in het ‘Cito-lijstje’ te komen, door bijvoorbeeld kinderen met een taalachterstand te weigeren. Een bizar gevolg van de hang naar ‘oliebollenlijstjes’. Helemaal dubieus zijn natuurlijk de lijstjes die gemaakt worden door veel vergelijkingssites. Een aantal organisaties dat wordt beoordeeld, blijkt zelf de sponsor te zijn van de vergelijkingssite. Hé, die ene organisatie komt op deze site iedere keer weer heel gunstig uit de vergelijking, gek hè. 

Oordeel zelf

Organisaties moeten zich niet concentreren op lijstjes, maar op hun producten of diensten en hun gedrag: die moeten betrouwbaar zijn. Als een klant tevreden is, dan wordt de organisatie vertrouwd. En als de klant dat aan andere belangstellenden wil vertellen, kan dat leiden tot een positieve beeldvorming. Wanneer het een organisatie om een goede naam te doen is, en een klant die telkens terugkomt, is betrouwbaarheid een basisvereiste.