Regels! Normen en waarden!
Ik ken een man met een snor, die auditor is en organisaties doorlicht, en die enorm opleeft als hij zich aan de regeltjes houdt. Hij is geen vriend, maar iemand die ik regelmatig in onze straat zie lopen. Soms wil hij een praatje maken, bijvoorbeeld als de straat afgesloten is om leidingen te leggen, met alle herrie die daarbij hoort. Dan komt hij kijken of mensen niet toch stiekem op plaatsen lopen waar ze niet mogen komen. Als hij in de buurt is, komt dat steeds minder vaak voor.
Het maakt niet uit of het om belangrijke of minder belangrijke regeltjes gaat, want hij heeft moeite om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Hij windt zich bijvoorbeeld niet alleen op over opgeschoten jongetjes die geen meisjes kunnen krijgen, en dat compenseren met straatraces, maar ook over mensen die voordringen bij de slager of mensen die per ongeluk een papiertje op straat laten vallen.
Het gebrek aan vermogen tot onderscheid vindt hij volmaakt onbelangrijk, vertrouwde hij me toe, daar gaat het immers niet om. Mensen ‘dienen zich’, zegt hij alsof hij een ambtelijk gebod voorleest, zich ‘te allen tijde’ aan de regels te houden. Wie zich er niet aan houdt, begaat een overtreding, en ‘dient’ zich daar niet alleen bewust van te zijn, maar tevens een verbale schrobbering te krijgen. Meestal met de hypnotiserende ogen van een giftig reptiel dat zijn prooi aankijkt voordat hij hem aanvalt.
Nog boeiender lijkt het voor hem om discussies te voeren met argeloze mensen, die zich door de routine van het leven niet aan regels houden. Dat doet hij trouwens zonder aanzien des persoons. Jong en oud moeten eraan geloven als hij met het elan van een stalinistische beul plotseling tevoorschijn springt, en tot schrik van ook andere aanwezigen, iemand openlijk terechtwijst op een overtreding. Want, vindt hij, correcties moeten altijd zo openlijk mogelijk. Heeft niets met vernedering te maken. Het is gewoon ter bevordering van het fatsoen, die warme morele deken voor hen die geloven in het waanbeeld, dat ze zijn als een hond die terugkomt van een gehoorzaamheidscursus.
Als er niets te regelen valt, wat met zijn oog voor detail zelden voorkomt, begint hij zich te vervelen. Dan wordt hij een soort alpinaire marmot in winterslaap, wat een merkwaardig contrast vormt met de rest van zijn karakter. Het blijft een eigenaardig beeld, om deze man, die tijdens zijn zelf bedachte rondes het toppunt van opmerkzaamheid is, te zien sudderen in de jus van ledigheid.
Deze eigenschap maakte hem lang geleden ongeschikt voor militair of politieagent: hij verloor ook toen al de noodzakelijke alertheid als er langdurig geen overtreding plaatsvond. Een leven zonder overtreding is net zo erg voor hem, als een vrouw die haar haar groen of blauw heeft geverfd. Dat vindt hij weerzinwekkend. Hij houdt nu eenmaal van naturel, en van -zoals hij dat zegt- ‘authontiek’.
De regels zijn zijn kleur. In zijn veel te vroeg zindelijk gemaakte hersenpan bestaat er geen grotere bron van inspiratie dan het in de juiste volgorde uitvoeren van voorschriften, en de zorg dat anderen dit ook doen. Iemand die dat niet doet, is voor hem altijd een moedwillige overtreder. Hij is trouwens nooit te beroerd om iemand na een verbale afstraffing te helpen. De volledig in de prak geprate zondaar, die zojuist met het nodige aplomb in een ketel schuldgevoel is ondergedompeld, heeft dan de volledige bereidheid om zich te onderwerpen, als een door dobbelmanpintchers bedreigde chihuahua. En onderwerping wekt onmiddellijk zijn sympathie op. Mildheid overmant de trekken van zijn gelaat, op zo’n moment. Hij licht nog eens toe wat de regel is, voor de ander een college in zaken die hem bekend zijn.
‘Ik weet het, ik weet het’ probeert die. Maar onze regelman schudt zijn hoofd.
Weten en weten is twee, zegt hij kordaat. Iets weten is iets anders dan het ook toepassen. De ander knikt dan, maar je ziet dat er weerstand opspeelt tegen die eigen bevestiging. Weerstand die niet geuit wordt, want elke tegenspraak beantwoordt de regelman met een nieuwe lange uitleg. En die vermijd je liever. Netjes. Anders overtreed je de regels. En de regelman zal niet toestaan dat je de deken van het fatsoen van de werkelijkheid aftrekt.
Dat zou teveel kleur geven. En het bestaan moet niet teveel kleur hebben. Tenzij het natuurlijk voortkomt uit regels.