De sterfdag van de democratie
Op 15 maart is het 8 jaar geleden dat de oorlog begon in Syrie. Acht jaar. Dat is onvoorstelbaar lang. Het heeft een ontelbaar aantal doden gekost. Miljoenen mensen op de vlucht. Vervlogen dromen. Een verwoest land. Een verloren generatie. Hoop die verpulverd is.
Het begon allemaal met een roep om vrijheid in 2011. Het land telde 24 veiligheidsdiensten. 1 op de 10 was een spion. De Assad clan regeerde met ijzeren hand al meer dan 40 jaar. Het functioneerde als een militaire junta die mensen willekeurig oppakte, opsloot, tot moes martelde en dan in een greppel van vergetelheid gooide. De Syrische oorlog is een van de vuilste oorlogen in de geschiedenis van de mensheid. Omdat de boosdoener niet voor het gerecht is gebracht. Er is geen rechtvaardigheid die de pijn kan verzachten van onmetelijk en onmenselijk leed. De tiran is door de politieke elite in het zadel gehouden en valt terug in zijn oude patroon van repressie, intimidatie, willekeurig geweld en wanstaltige machtswellust. Grote woorden. Ja, grote woorden.
Oorlog is een abstractie geworden. Er zijn heel veel belangen mee gemoeid. Olie, land, geld, macht. De rij namen van vrijheidsstrijders die hun leven heeft gegeven voor een hoger doel dan henzelf, is onafzienbaar. Hun ogen van papier op vergeelde foto’s vervagen langzaam uit onze herinnering. Van mensen die hun leven hebben gelaten voor wat nu een illusie is gebleken. Met het uiteenspatten van hun droom, is ook zichtbaar geworden dat vrijheid schaars is. Solidariteit is een luxe. Grenzen worden hermetischer, landen worden vestingen, onzichtbare muren ontstaan tussen mensen aangewakkerd door populisten die angst zaaien, verdeeldheid en uitsluiting. Ze verhullen een machiavellistisch machtsspel dat uitvergroot wordt op het Europese toneel waar mensen pionnen zijn in handen van politieke leiders zonder visie en een duidelijke boodschap die verbindt, mensen samenbrengt en zorgt voor cohesie.
Ja, de democratie is gestorven in het Syrische landschap. De mensen hebben de prijs betaald. Gewone mensen, die niets anders wilden dan een goed leven, waarin ze niet bang hoefden te zijn voor de muren die ook oren hadden. Voor de buren die hen misschien zouden verraden. We rouwen om hen, maar ook om onszelf, omdat we beseffen dat de scheidslijn tussen hen en ons klein is, miniem, bijna onzichtbaar. We weten diep van binnen dat onze vrijheid ook een illusie is en dat hun lot het onze kan zijn.