Oliebol

Het AD stopt met de jaarlijkse Haringtest, en ook de Oliebollentest en de Friettest keren niet terug. Over smaak valt kennelijk toch veel te twisten. Vorig jaar was er veel kritiek. Vooral op de haringtest waar de keurmeesters niet objectief zouden zijn. De ongezouten kritieken die sommige deelnemers kregen, zouden soms zelfs kwetsend zijn. Bij de Oliebollentest wisten de bakkers die zich hadden opgegeven zeker dat er keurmeesters zouden komen, dus konden zij zich extra goed voorbereiden.  

Voor ons is deze beslissing niet verrassend. Alweer vier jaar geleden deden wij middels een blog voor het eerst een oproep om te stoppen met die ‘oliebollenlijstjes’. Toen al verdwaalde je in het woud van rankinglijsten. Universiteiten, scholen, woningcorporaties, ziekenhuizen, ‘beste bedrijf’, ‘beste werkgever’, en ga zo maar door. Geholpen door de reclame-industrie, marketeers en andere specialisten die met name inzetten op eigen promotie. Zij hebben het fenomeen namelijk uitgevonden. Ze zetten ook onbeschaamd voor hun eigen vakgebied oliebollenlijstjes in om hun navel op te poetsen. Denk naast al die prijzen voor de beste reclames aan de beste digital marketingprof of de communicatiemanager van het jaar. Wij van wc-eend adviseren wc-eend. Al die lijstjes suggereren een juist kwaliteitsoordeel en iedereen wil bovenaan staan, want dat is goed voor het imago. Maar op al die lijsten is veel aan te merken.

Neem de universiteiten, die hanteren zelfs diverse ‘oliebollenlijstjes’, zoals Times Higher Education World University Rankins, QS World University Rankings, Academic Ranking of World Universities (Shanghai Index) en CWTS Leiden Ranking. Alle lijstjes hanteren verschillende parameters, waardoor iedere universiteit op elk lijstje een andere plek inneemt. Daarmee verliezen de lijstjes aan belang zou je verwachten, maar nee: ‘Als we stijgen, merken we dat de belangstelling groeit. Dalen we flink, dan hebben we hier gelijk een debat over kwaliteit’, zei Bert van der Zwaan, destijds rector magnificus van de Universiteit Utrecht. Hij was tegenstander van dergelijke lijstjes, maar ontkwam niet aan de effecten. Hij zag in het verleden een handvol collega’s uit Groot-Brittannië aftreden na daling op gezaghebbende rankings: ‘Het debat erover is daar heel scherp. Met de hoge salarissen en bonussen voor bestuurders leidt het ook ronduit tot ongewenste prikkels’ (NRC, 2 oktober 2014).

Cito-scores

Veel ouders baseren de keuze voor de basisschool van hun kind op een lijstje met Cito-scores. Maar wat zeggen die scores? Een basisschool kan uitstekend presteren, alle leerlingen krijgen goed onderwijs, alleen door een aantal leerlingen met taalachterstand komt de school niet hoog te staan in de Cito-score. Terwijl een andere school alles op alles zet om maar zo hoog mogelijk in het ‘Cito-lijstje’ te komen, door bijvoorbeeld kinderen met een taalachterstand te weigeren. Een bizar gevolg van de hang naar ‘oliebollenlijstjes’. Helemaal dubieus zijn natuurlijk de lijstjes die gemaakt worden door veel vergelijkingssites. Een aantal organisaties dat wordt beoordeeld, blijkt zelf de sponsor te zijn van de vergelijkingssite. Hé, die ene organisatie komt op deze site iedere keer weer heel gunstig uit de vergelijking, gek hè. 

Oordeel zelf

Organisaties moeten zich niet concentreren op lijstjes, maar op hun producten of diensten en hun gedrag: die moeten betrouwbaar zijn. Als een klant tevreden is, dan wordt de organisatie vertrouwd. En als de klant dat aan andere belangstellenden wil vertellen, kan dat leiden tot een positieve beeldvorming. Wanneer het een organisatie om een goede naam te doen is, en een klant die telkens terugkomt, is betrouwbaarheid een basisvereiste.

Managers vrezen gezichtsverlies

Vanmorgen sprak ik Myrthe. Zij is een redelijk nuchtere vrouw, werkzaam als psychologe in de zorgbranche. Ze zit behoorlijk hoog in de organisatie en ik vind haar grappig. Snel en met het nodige relativeringsvermogen brengt ze zaken terug tot hun essentie, en berooft ze van hun mythische aureooltjes. 

Ze moest iets bekennen zei ze, met pretoogjes. Zo maakt ze me altijd nieuwsgierig en dat weet ze.

“En je mag het niet verder vertellen.”

“Je kent me.”

“Daarom benadruk ik het nog maar eens.”

Na een lange uitleg over dat het goed met haar ging, maar dat ze zelf had geconstateerd dat ze te druk was en te snel ging, kwam ze op de proppen met haar bekentenis. Ze volgde een ‘nogal zweverige’ ademhalingscursus.

“Toe maar,” zei ik.

“Ja ja, nuchtere Myrthe aan de spiri-spiri,” grijnsde ze.

“Baat het je?”

“Ik denk van wel. Ik let nu op mijn ademhaling, en dat maakt me toch rustiger.”

Er volgde een heel verhaal, met veel humor doorspekt, dat het misschien allemaal wel onzin kon zijn, maar dat ze dingen tegenwoordig beoordeelde op hun effect.

“Als het werkt, maakt me niet uit of het wetenschappelijk klopt.”

Ik vertelde haar dat ik me niet verbaasde. Niet over de ademhalingsbijeenkomsten, en evenmin over het feit dat ze daar wat lacherig over deed.

“Ik ken heel veel mensen in topfuncties die spirituele begeleiders en genezers consulteren, en daar met wat gêne over praten.”

In Nederland moeten we altijd cabaretiers imiteren als we iets doen wat boven het maaiveld uitkomt, of buiten de wetenschappelijk verantwoorde paden treden. Cynisme of ironie zijn ons Hollandse antwoord op dingen die we met onze ‘nuchtere’ normstelsels eigenlijk een beetje raar vinden. En ademhalingsoefeningen zijn eng, zeker als we er ook nog geluid bij moeten maken, of de oefeningen met anderen erbij doen.

De spirituele wegen die topfunctionarissen in organisaties bewandelen houden ze vaak verborgen. Desgevraagd geven ze als reden: gezichts- en reputatieverlies.

“Als ik vertel dat ik een magnetiseur in de Noord-Oost polder bezoek, neemt niemand me meer serieus…”

En dat is dan weer grappig. Dat we kennelijk geheimzinnig moeten doen over dat wat ons inspireert en drijft. De grote wetenschapper Marcus du Satoy ziet spiritualiteit als een wellicht nuttig opstapje naar wetenschappelijk onderzoek, omdat spirituele oriëntatie vaak de goede vragen stelt. Heel wat wetenschap heeft vragen kunnen beantwoorden doordat religies of spirituele stromingen ze stelden.

Dus mijn advies? Loslaten, die angst voor spirituele gedrevenheid, of ademhalingstechnieken. Je overgeven, en het loslaten van die zogenaamde nuchterheid, dat is heel goed mogelijk, als je niet alles weg relativeert met zogenaamde nuchterheid. Ja, dat geldt ook voor jou, Myrthe. En laat die cabaretiers en hun imitatoren en fans nu maar lekker doorgrappen. In een land dat vroeger bekend stond om zijn dominees, hebben cabaretiers die rol overgenomen. Maar betweters blijven het. Hoe zeer ze ook de grapjurk spelen.

Gemis aan omgevingssensitiviteit

De discussie rond het salaris van bestuursvoorzitter Ralph Hamers van ING laat weer zien hoe kwetsbaar merken zijn als in de organisatie omgevingssensitiviteit mist. Niet alleen campagnemissers, zoals eerder bij Dove en H&M, zorgen voor onrust, maar ook corporate-missers op het gebied van bijvoorbeeld integriteit leiden tot directe schade voor het merk.

Corporate en product zijn niet meer los te zien van elkaar. En de omgeving slaat steeds sneller en heftiger aan als de verwachtingen in de buitenwereld niet worden waargemaakt door het merk. Merkmanagers worden daarmee steeds meer crisismanagers en geïntegreerd merkmanagement wordt randvoorwaardelijk.

Ken de verwachtingen

Het zijn de stakeholders in de omgeving die jouw merk managen. Daar dien je toch mee te leren leven, of je het nu leuk vindt of niet. Het is dus cruciaal dat je als merkorganisatie de verwachtingen kent van de omgeving ten aanzien van jouw merk. Het bouwen van de merkreputatie is niets anders dan het continu voldoen aan deze verwachtingen. Of liever nog, deze verwachtingen overtreffen. Alles start dus met het kennen van de verwachtingen van de omgeving. Dat is het vertrekpunt voor reputatiemanagement. En voldoe je niet aan die verwachtingen, dan ligt reputatieschade op de loer en verliest het merk snel aan zeggenschap en geloofwaardigheid. De omgeving reageert namelijk direct en heeft de macht en tools om uiteindelijk ieder merk op de knieën te krijgen. ING weet er inmiddels alles van.

Ga het gesprek aan

Belangrijk is dus om in gesprek te gaan met de relevante stakeholders in de interne en externe omgeving. En dat geldt ook voor de online omgeving. Je weet dan wat er van je verwacht. Met die informatie kan je bewustere beleids-, communicatie- en campagnekeuzes maken. Dat voorkomt problemen en maakt de merkcommunicatie effectiever. Naast de dialoog met de omgeving is het organiseren van een kritische blik van buiten zeer behulpzaam als toetsingsinstrument. Een ‘tegenspreker’ kan je behoeden voor incidenten. In veel organisaties heerst ‘tunnelvisie’ en wordt de voeling met buiten node gemist. Gebruik dus tegenspraak om scherp te blijven en het perspectief van buiten niet uit het oog te verliezen. Bovendien kunnen tegensprekers je helpen voorbereiden op een proactieve goed doordachte ‘verdediging’ voor het geval je toch vasthoudt aan jouw keuzes.

Sta op als het mis gaat

En gaat het dan inderdaad toch een keer onverhoopt mis, zorg dan dat je er dan staat. Duik dus niet als je kritiek krijgt en laat er ook geen dagen overeen gaan als je in een ‘shitstorm’ terecht komt. Stel je reactie niet uit, want dit social-media-tijdperk vereist responstijden die maximaal enkele minuten bedragen. Voor je het weet, is de druk op de organisatie en het merk enorm toegenomen en word je in de positie gedwongen waarin je je alleen nog kunt verdedigen. Reageer direct en toon leiderschap. Dat wordt gewaardeerd. Dit vereist wel een gedegen voorbereiding. Als je een fout gemaakt hebt, neem daarvoor dan ook de verantwoordelijkheid. Geef eerlijk toe dat je fout zat. Realiseer je tenslotte dat je het vertrouwen niet terugwint door excuses. Daarvoor is ook ‘bijpassend’ gedrag nodig. Kortom, bewijsvoering – en dus daden – waaruit blijkt dat je echt iets geleerd hebt van de situatie. Als je laat zien dat het je echt menens is, ben je geloofwaardig en krijg je een tweede kans. En reputatievet op de botten helpt, maar daarin moet je de afgelopen jaren dan wel hebben geïnvesteerd.

Deze blogpost verscheen eerder als column bij CustomerTalk.

Ben je oprecht, dan is marketing amper nodig

Onlangs lazen wij een interessant artikel in Communicatiemagazine over DSW Zorgverzekeraar. Steeds meer mensen kiezen voor deze dienstverlener, die al jaren op rij als beste scoort op tevreden klanten. Wat betreft de communicatieaanpak worden niet echt de handboeken gevolgd die hierover zijn geschreven.

Communicatieadviseur Amanda den Hertog wordt in dit artikel geïnterviewd. Vrijwel alles wat Den Hertog in haar communicatieopleiding heeft geleerd, moest ze herzien. Bij de verzekeraar worden geen doelgroepen gesegmenteerd, geen campagnes gevoerd, geen strategische communicatieplannen geschreven en geen kennis-, houding- en gedragsdoelstellingen gesteld. Gaten tussen imago en identiteit worden niet gedicht, kennelijk is dat helemaal niet nodig.

Eenvoud

De eenvoud waarmee door DSW succes wordt verkregen, steekt nogal af bij al die andere bedrijven die vol uitpakken met de meest uiteenlopende marketingpraktij-ken. Het budget beschikbaar voor marketing is verwaarloosbaar. DSW is een mooi Nederlands voorbeeld, maar het is zeker niet de eerste club die bestaansrecht heeft gekregen zonder veel energie en geld te stoppen in het creëren van belevenissen. Donutmaker Krispy Kreme lukte het zonder één eurocent door zich puur te richten op klantenservice. Chilisaus van Sriracha werd zonder één advertentie wereldwijd de meest bekende en gebruikte hete saus. De Amerikaanse winkelketen Costco groeide uit tot een van de grootste in de Verenigde Staten. Dichterbij huis is het Spaanse Zara, een van de grootste moderetailers ter wereld, ook een mooi voorbeeld. 

 Tinderfoto

Den Hertog vraagt zich terecht af wanneer we zijn begonnen met denken dat er veel geld en arbeidskracht nodig is om een bedrijf te positioneren in het hoofd van de door ons gekozen doelgroep. ‘Hoe naïef schatten we deze doelgroep in door te denken dat zij je gaan vertrouwen wanneer je met gelikte advertenties komt en creatief bedachte producten die juridisch nog net zijn toegestaan. Hoe ver kom je met een overbewerkte tinderfoto tijdens een eerste date?’ aldus Den Hertog. Dat DSW het niet alleen bij mooie woorden laat op hun website, blijkt uit veel producten die zij niet aanbieden terwijl concurrenten dat wel doen. De budgetpolis is zo’n voorbeeld. Deze richt zich op jongere en gemiddeld gezondere mensen die het niet erg vinden om keuzevrijheid voor een lagere premie in te ruilen. Ook polissen die de vrije artsenkeuze inperken, zijn uit den boze.

Chris Oomen, directeur van DWS, neemt geen blad voor de mond en trad de afgelo-pen jaren regelmatig op in de media. Van Zembla tot het Buitenhof, waar hij praktij-ken en producten van de overige verzekeringmaatschappijen bekritiseerde. Andre Rouvoet, voorzitter van de branchevereniging van verzekeraars schreef ooit een boze brief naar Oomen, waarvan ook een kopie werd gestuurd naar zijn toezichthou-ders. In deze brief werd het optreden van Oomen ter discussie gesteld. Aanleiding hiervoor was een ingezonden stuk van Oomen in de Volkskrant waarin hij waar-schuwde voor de gevolgen van het inperken van de vrije artsenkeuze. In het tv-programma Buitenhof lichtte hij deze gebeurtenis toe.

Communicatie en Ethiek

Waar het vooral om gaat bij DSW is het vasthouden aan principes en waarden. Bij elke beslissing vraagt de verzekeraar zichzelf eerst af of de mens (niet eens alleen de eigen klant) er beter van wordt en of het wel recht doet aan het bestaansrecht. En dat is nu precies wat de afgelopen jaren steeds belangrijker is geworden. Er is name-lijk een groot gebrek aan vertrouwen bij de consument en tegelijkertijd een grote behoefte aan moraliteit. Het lukt echter veel bedrijven maar niet om hier op aan te sluiten omdat ze denken en communiceren vanuit eigen belang (en financieel gewin). In ons nieuwe boek Communicatie en Ethiek pleiten wij voor een aanpak die DWS kennelijk geen windeieren legt. Beter dan Den Hertog kunnen wij het niet omschrijven: ‘Een bedrijf moet oprecht zijn in zijn intenties. Doe lief, wees oprecht en integer, ook als niemand kijkt. Dan kun je je marketingcommunicatie aan je klanten uitbesteden die het voor niks willen doen.’ Met name die tusssenzin ‘vooral als niemand kijkt’, is essentieel. Want dan is het namelijk niet alleen voor de bühne.

Je komt er niet meer mee weg

Het was het afgelopen half jaar druk voor specialisten die zich bezig houden met crisiscommunicatie. Toeval of niet, vooral veel politici liepen behoorlijke schade op als het gaat om hun geloofwaardigheid. In kwesties waarin deze mensen verzeild raakten, speelde ethiek een grote rol.

Oud staatssecretaris Robin Linschoten ‘vergat’ belasting te betalen. De rechter gaf hem zelfs een celstraf. Partijvoorzitter van de VVD, Henry Keizer, ging ‘over lijken’ om veel geld te verdienen, totdat Follow the Money zijn uitvaartzaakjes uitploos. Camiel Eurlings beschouwde mishandeling, waarbij zijn ‘slachtoffer’ flinke fysieke schade opliep, als een handgemeen. Cailin Kuit, de rechterhand van Sylvana Simons, die met de politieke partij Bij1 meedoet aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam, loog over haar beroep als psychiater. Ook minister van buitenlandse zaken Halbe Zeilstra loog. Hij zou jaren geleden in de Datsja (buitenhuis) van Poetin hebben gehoord over diens ideeën van een Groot-Rusland, terwijl Zijlstra daar niet bij aanwezig was. Dit zijn nog lang niet alle voorbeelden.

Wanneer ethiek een rol speelt, en de waarheid niet zo nauw wordt genomen, ontstaat er vroeg of laat een mediacrisis. De persoon of organisatie die hierin terechtkomt, laat over het algemeen een patroon zien van verstoppen, ontkennen, jokken, aanvallen en het kiezen van de slachtofferrol (VOJAS). Overigens niet altijd in deze volgorde. Niet in elke crisis worden alle fasen doorlopen. Het patroon ziet er als volgt uit:

Verstoppen: Bestuurders of verantwoordelijke leidinggevenden zijn niet bereikbaar voor de pers. Men is het nog aan het uitzoeken of er is een onderzoek ingesteld. Het is wachten op de uitkomsten. En dan maar hopen dat er wat ergs gebeurt in de wereld waardoor de eigen sores overwaait. Eurlings hield het maar liefst tweeëneenhalf jaar vol voordat hij excuses maakte. Dat is op zich al een prestatie. Kuit kreeg de kans om uit te leggen hoe het nu precies zat, maar koos ervoor om zichzelf in haar huis op te sluiten met de gordijnen dicht. Dat leidde uiteindelijk tot een zeer genant televisieoptreden van Simons omdat zij een verslaggever van Pownews tegen het lijf liep toen ze bij Kuit aanbelde. Kuit trok zich uiteindelijk terug als kandidaat.

Ontkennen:  Linschoten ontkende voor de rechter dat hij het met opzet had gedaan. “Ik ben slordig geweest omdat ik me nooit met mijn administratie heb bezig gehouden.” Eurlings begon met het ontkennen van het ‘handgemeen’. Tijdens de zomerspelen van 2016 zei hij: ‘Mensen die mij kennen, weten dat ik zo niet in elkaar zit’.

Jokken: Als het ontkennen niet langer lukt, gaat men over tot relativeren. Of er wordt omheen gedraaid. Halbe Zijlstra gaf toe dat hij inderdaad nooit in het beroemde buitenhuis was geweest. Maar alles wat hij had verteld over de uitspraken van Poetin, had hij van een bron die daar fysiek aanwezig was. Dus inhoudelijk klopte volgens Zijlstra het verhaal wél. Halbe had deze bron (die een topman van Shell bleek te zijn) willen beschermen. Toen deze persoon werd gebeld om dit te checken, werd zijn verhaal voor een gedeelte ontkend.

Aanvallen: Het is de schuld van de media, de overheid, de voorganger, de klokkenluider, enzovoorts. Deze schade zal worden verhaald op betrokken personen of instellingen. De medewerker of bestuurder die hiervoor verantwoordelijk is, wordt op non-actief gesteld. Linschoten gaf de schuld aan zijn boekhouder en Keizer weigerde op de persbijeenkomst meerdere journalisten de toegang. Zij waren alleen maar uit op zijn ondergang.

Slachtofferrol: Veel personen of organisaties die in de fout zijn gegaan, kiezen al snel de rol van slachtoffer. Zij zeggen bijvoorbeeld dat zij onheus worden bejegend door de pers of de betreffende aanklager. Toen Keizer aftrad als partijvoorzitter van de VVD, hield hij vol dat hij het vertrouwen had verloren door alle ophef ontstaan in de media.

In het glazen huis waarin we werken en leven, is je ethisch gedragen en uitlaten inmiddels een vereiste. VOJAS zorgt uiteindelijk voor (nog) meer ellende en je komt er niet meer mee weg. Vervolgens werkt zo’n kwestie nog heel lang na, want als je het vertrouwen eenmaal hebt verloren, kun je helemaal opnieuw beginnen.  Je bent het tegenwoordig kwijt voordat je er erg in hebt.

Slechte gewoontes

Slechte gewoontes, we hebben ze allemaal. Van ongezonde gewoontes tot aan ongeschikte manieren van reageren op situaties. We hebben deze gewoontes al lang. Jarenlang doen we het vaak al op dezelfde manier. Het is dus niet eenvoudig om ze zomaar te veranderen. Toch valt het heel goed te doen om je gewoontes te veranderen.  De basis van deze verandering is neuroplasticiteit.

Eenvoudig gezegd is neuroplasticiteit de mogelijkheid van het brein om zich aan te passen en te veranderen. Door nieuwe neurale verbindingen te maken, past het brein zich aan en hierdoor ‘reorganiseert’ het brein. Neuroplasticiteit kan je ook op jezelf toepassen. Daar gaat gedragsverandering over. Door kennis van de neuroplasticiteit op jezelf te gebruiken, kan je slechte gewoontes veranderen.

Slechte gewoontes

Gewoontes zijn shortcuts van het brein om op een energiezuinige manier iets te doen. Sommige shortcuts zijn ontstaan om te zorgen dat we ons goed voelen. Een shortcut is dus een structuur aan neurale verbindingen, die jouw gewoontes in het brein representeren. Als je iets regelmatig herhaalt, maakt de neuroplasticiteit daar een shortcut van. In voorkomende gevallen is zo’n shortcut een slechte gewoonte.

Hoe verander je je gewoonte?

1.      Identificeer je slechte gewoontes. Het is belangrijk om eerst je slechte gewoontes te identificeren. Niet alles is een slechte gewoonte. Welke gewoontes hebben een negatief effect op je resultaten of op je gevoel?

2.     Heb breinkennis hoe je gewoontes kan veranderen. Je raakt een slechte gewoonte niet zo maar kwijt. Maar je kan een slechte gewoonte vervangen door een betere gewoonte. Door heel bewust te zijn van je reactie op een bepaalde trigger, kan je kiezen om anders te handelen. Herhaal je dit gedrag, dan ontstaat er langzamerhand nieuw gedrag. Dus de kern is dat elke keer als je neigt naar je oude gewoonte, een alternatieve gewoonte te hebben. Deze alternatieve gewoonte krijgt al je aandacht. De slechte gewoonte krijgt geen aandacht.  

3.     Wees je bewust van de voordelen van het nieuwe gedrag. Het is belangrijk om goed inzicht te hebben in de voordelen van het andere gedrag. Wat gaat dit nieuwe gedrag je feitelijk opleveren? Hoe scherper je dit kunt formuleren en visualiseren, des te beter het is.

4.     Besteed veel aandacht aan je nieuwe gewoonte door veel te oefenen. Deze aandacht kan je onderverdelen in kwaliteit en kwantiteit. Besteed effectieve aandacht aan het nieuwe gedrag, en besteed ook frequent aandacht aan dit nieuwe gedrag. Neuroplasticiteit reageert op deze aandacht. Je kunt hier hulpmiddelen voor gebruiken. Ik gebruik apps op mijn smartphone om mij te attenderen op het voldoende aandacht geven aan het nieuwe gedrag. En ik oefen dagelijks. Ik zie daardoor snelle veranderingen.

5.     Herken het tegenspartelde brein. De eerste paar weken vindt je brein deze verandering maar niets. Het spartelt tegen. Herken deze beweging door de tegensparteling te laten komen en te laten gaan. Reageer er niet op.

6.     Geef jezelf positieve feedback. Het brein reageert op deze positieve feedback. Het laat wat dopamine vrij. Dit zorgt dat je je goed gaat voelen. Dit stimuleert om nog meer bezig te zijn met dit nieuwe gedrag.

Hoe lang duurt het nieuw gedrag ontwikkelen?

Met voldoende aandacht kan je redelijk snel een nieuwe gewoonte aanleren. Het probleem is dat vaak we te weinig aandacht besteden of dat we door de waan van de dag toch weer aandacht gaan besteden aan het oude gedrag. Gemiddeld duurt het ontwikkelen van een nieuwe gewoonte wel een week of zes. Als je echt dagelijks gefocust oefent, moet het in drie weken kunnen.

Tot slot

“Ik heb het altijd al zo gedaan”  kan naar de prullenbak. Neuroplasticiteit heeft ons doen inzien dat door het anders te doen, je ander gedrag aan kan leren. Succes!!!

Waar leren volwassenen iets?

Netflix heeft een interessante documentaire van Michael Moore momenteel. Moore reist naar Europa om ideeën voor de USA te ‘stelen’. Wat vooral naar voren komt, is de waarde die Europeanen hechten aan gezond leven. Vermindering van stress komt daarin voortdurend naar de voorgrond. Moore laat zijn Amerikaanse landgenoten zien hoe nuttig dat is.

Wat hij ook naar voren brengt, is hoe Duitsland met zijn oorlogsverleden omgaat. De Duitsers hebben de volledige verantwoordelijkheid daarvoor genomen. Ook in hun onderwijs. Zo zie je een jonge Duitser, die duidelijk maakt dat je als Duitser je geschiedenis niet weg moet moffelen. Zijn voorvaderen hebben zes miljoen joden naar de gaskamers gevoerd, en dat mag nooit meer gebeuren.

Moore vindt dat een voorbeeld voor de Amerikanen. Met name hoe zij met slavernij zijn omgegaan vindt hij een punt van aandacht. Dat zou je ook over Nederland kunnen zeggen. Veel Nederlanders moffelen het slavenverleden weg, met de opmerking dat je niet in het verleden moet blijven hangen. In plaats van ervan te leren. En dat er iets te leren valt, mag blijken uit het boek ‘Je brein de baas’ van André Aleman. Ik citeer hem.

‘De meeste Nederlanders vinden zichzelf niet racistisch. Als we sommige onderzoeken moeten geloven naar onbewust denken moeten geloven, ben je waarschijnlijk racistischer dan je denkt. (…) De test laat zien dat de meeste Amerikanen en Europeanen een automatische en onbewuste voorkeur hebben voor blanke mensen ten opzichte van zwarte mensen.’

Wie mijn boek Diversiteit heeft gelezen, zal zich hierover niet verbazen. Bij het beoordelen van mensen die er anders uitzien dan wij spelen oude stammenmechanismes een sterke rol. Biologische mechanismes, die we gemeen hebben met chimpansees en mieren, die behoorlijk kunnen vechten met andere stammen van hun soort. Wij mensen beschikken over een bewustzijn, dat ons dit natuurlijke gedrag kan laten sturen. We zijn dus niet machteloos tegenover onze eigen biologische mechanismes. We kunnen op ons zelf reflecteren.

Het wordt dus tijd voor een beetje zelfreflectie in een land en cultuur, die steeds meer te maken zal krijgen met mensen met een verschillende achtergrond. En daaraan kunnen organisaties een bijdrage leveren. Dat zijn bij uitstek de plaatsen waar volwassenen iets kunnen leren. Natuurlijk, het resultaat gaat voorop, samen met een goede werksfeer. Maar leren, met elkaar en van elkaar, is net zo goed een noodzaak op de werkplek.

Dat stressreductie daarbij van groot belang is, lijkt me logisch. De meeste mensen presteren zonder stress een stuk beter naar mijn mening. De documentaire van Moore laat dit ook zien. In Finland presteren de leerlingen het best, terwijl ze nauwelijks huiswerk hebben. Landen als Italië en Duitsland (en Nederland natuurlijk ook) hechten veel belang aan het genoegen van vrije tijd. Daarin kan je je opladen. En dan presteer je beter. Dus: wees jezelf bewust van de impliciete vooroordelen die je hebt, en wordt meer ontspannen. Dan heeft je organisatie het meest aan je. En de samenleving profiteert mee.

Digitale vlinders

De mens ziet zichzelf als het hoogste niveau van de evolutionaire schepping op aarde. Met zijn superieure brein zou hij slimmer zijn dan alle andere wezens, en zeker slimmer dan planten. Even afgezien van de vraag of de mens hier gelijk in heeft (immers, hoe valt eigenlijk vast te stellen dat de mens slimmer is dan een olifant, octopus of chimpansee?). Welke maatstaf van slim wordt daarbij gehanteerd?

Valt wel te constateren dat de mens in ieder geval heel vaardig is in het gebruik en de inzet van technologie. Dat is de mens afgelopen honderden jaren gelukt dankzij zijn bijzondere kwaliteit om onderling te kunnen communiceren en daarmee kennis op kennis te kunnen stapelen. Mensen leunen in alles wat ze doen op de kennis van vorige generaties en weten die op geraffineerde manier te hergebruiken. Voor zover bekend zijn dieren of planten daartoe niet in staat. De dieren en planten wereld geeft kennis hoofdzakelijk door middels genetisch verworven kwaliteiten. Maar deze werkwijze, evolutie genoemd, is een trage wijze van kennis doorgifte aan nieuwe generaties.

Inmiddels ziet de mens kans om een volgende stap te maken. Tot en met deze generatie was de methode om kennis door te geven aan nieuwe generaties de inzet van slimme leersystemen. Maar nu ziet de mens kans om, middels koppeling van het brein aan digitale systemen, ieder brein direct te koppelen aan “een bron van kennis”. Het wordt daarmee niet langer nodig om ‘kennis op kennis te stapelen via communicatie’. De ultieme kennis van de mensheid zit inmiddels in computer systemen en een mens-machine interface ( de internetverbinding e.d.) maakt dat ieder mens, ongeacht opleiding, kan grasduinen in die kennis en daarmee gebruik kan maken in werk en vrije tijd van die geculmineerde kennis in IT systemen. Door nu ook het interface tussen mens en machine te vervangen door een directe brein koppeling met internet of een computer, zoals cyborgs doen, wordt weer een nieuwe fase bereikt.

In de toekomst van de mensheid wordt het brein van de mens één op een gekoppeld met IT systemen en zal daarmee ook stap voor stap het onderscheid tussen IT systeem en de mens kunnen gaan verdwijnen. Jazeker, de mens is vooralsnog een fysiek wezen en de computer natuurlijk niet. Het fysieke grensgebied blijft daarmee dus helder. Maar wat nu als het menselijk brein delen van zijn geheugen ‘parkeert’ in een IT systeem. Of wanneer de mens een back-up van zijn brein in een IT systeem zet? Of wanneer mensen zich via een brein-computer koppeling permanent laten bijstaan door benodigde kennis ? Is dat deel van het brein dat in een IT systeem zit dan een deel van een mens? Het zijn allemaal niet alleen ethische vragen die hier van belang zijn. Interessant is of de mens hiermee uiteindelijk bezig is uit zijn organisme te ontsnappen. Vliegt het brein van de mens uiteindelijk als een vlinder uit zijn fysieke cocon, om volledig door te ontwikkelen in een digitale omgeving? Wellicht met het achterlaten van zijn fysieke lichaam. Zou dat de ultieme bevrijding worden voor de mensheid? Los komen van de fysieke omgeving om als virtueel wezen de uiteindelijk bestemming te vinden in één van de vele digitale werelden die de mensheid op dit moment aan het ontwikkelen is?

Op dit moment lijken hier nog technische grenzen te zijn. Maar de snelheid waarmee de technologie ontwikkeld is enorm. Wat over tien jaar nog niet kan, kan over honderd jaar zeker wel. Dat de mens stap voor stap verstrengelt raakt met de digitale wereld lijkt voor de hand te liggen. Dat de mens zelf, in een verder evolutie proces, uiteindelijk digitaal voort kan bestaan klinkt nu nog krankzinnig. Maar graag spreek ik u over duizend jaar. Dan zijn we allemaal digitaal. Digitale vlinders, die na hun fysieke geboorte uiteindelijk hun digitale bestemming vinden in door de mens geschapen digitale werelden, waarvan er komende jaren duizenden gaan komen.

‘Zij discrimineren zelf ook’

Op Twitter passeerde een filmpje. En Martin Bosma van de PVV retweette het. Op het filmpje zag je hoe een blanke oudere vrouw door drie gekleurde mannen werden aangevallen. De tekst bij het filmpje was dat in Zuid-Afrika blanken doelwit zijn. Bosma twittert vaker over discriminatie van blanken. De vraag is natuurlijk wat zijn doel daarmee is. Mogelijk reageert hij op de toenemende tendens om ons Nederlandse blanken te herinneren aan de wandaden van onze voorouders.

Eerst maar even dit: discriminatie is een diep-biologisch fenomeen. Ook in de dierenwereld kent men wij-zij-denken en daar wordt verschillend mee omgegaan. Maar van mieren en chimpansees weten we dat ze andere stammen van hun eigen soort met geweld tegemoet kunnen treden. Mensen ook. Mensen in de brede zin van het woord. Elk land en iedere stam heeft dit in zich.

En het is niet intelligent. Samenwerken is ook anno 2017 voor mensen van levensbelang. Dus moeten we er eens mee ophouden in stammen en nationaliteiten te denken. Intentie en gedrag, daar moeten we ons op richten. Luisteren en empathie. Wat maak ik door en wat maak jij door? Kunnen we elkaar helpen?

Nu terug naar dat filmpje. Het laat een brute overval zien. En zegt: kijk, blanken zijn in Zuid-Afrika het doelwit. Dit noem je framing. Hoewel er misschien wel duizenden filmpjes zijn van blanken die misdaden plegen, kies je bewust een filmpje waarop een blanke wordt aangevallen door drie gekleurde mannen. De kijker zou kunnen vergeten dat:

  1. Ook gekleurde mensen worden aangevallen door gekleurde mannen in Zuid-Afrika.
  2. Dat in een land waar veel meer kleurlingen wonen, die bovendien armer zijn dan de witte mensen daar, ook meer kleurlingen criminaliteit bedrijven.
  3. Dat armoede een belangrijke oorzaak is voor dit soort criminaliteit.
  4. Dat Zuid-Afrika een geschiedenis heeft, waarin de blanken een hele slechte rol hebben gespeeld.
  5. Dat de overval van blanke niet betekent dat de hele blanke bevolking ‘doelwit’ is, of dat alle kleurlingen in Zuid-Afrika dit soort misdrijven begaat.

Bosma doet wat veel mensen doen: ongenuanceerd een filmpje uit de kast trekken, en het algemeen maken. Natuurlijk zijn er situaties waarin blanken doelwit zijn, zoals er ook talloze situaties zijn waarin gekleurde mensen doelwit zijn. Misdaden en discriminatie komen overal voor, bij elk volk, en niet specifiek bij één stam.

Belangrijker is de vraag waarom mensen als Bosma ervoor kiezen om dit soort filmpjes als algemeenheid te presenteren. Waarom kies je ervoor om juist dit filmpje te laten zien, en niet al die andere filmpjes die laten zien dat blanken in het algemeen niet het doelwit zijn? Het antwoord is volgens mij simpel. Omdat dat niet bij je politieke boodschap past!

Wat hier gebeurt is, dat een politicus een op zichzelf vreselijke, niet aan nationaliteit gebonden gebeurtenis, voorstelt als een vorm van racisme. De boodschap is: ‘Ze moeten niet zo zeuren, want ze doen het zelf ook.’

Het gaat me niet om de PVV. Het gaat me om de voorstelling van zaken. Die leidt tot meer ellende dan een genuanceerder en eerlijker beeld. Ik vind dat slecht voor de samenleving, en ook voor de sfeer in teams en organisaties. Ik vind het ook slecht voor de toekomst van onze kinderen, die in een nog pluriformere samenleving zullen gaan leven.

De stammen, landen en nationaliteiten moeten gaan samenwerken; niet gaan lopen kissebissen over ‘wij deugen’ en ‘zij deugen niet’. En, oh ja, tegen criminaliteit moet opgetreden worden. Altijd. Want zo’n filmpje maakt je woedend. En ik verdenk Bosma ervan dat hij ook wel weet dat onze woede garant staat voor scherpere conclusies. Dus: mensen, stink er niet in!

(Onlangs meldde iemand dat hij het idee had dat ik ‘de zwarte mens’ bevoordeelde ten opzichte van de witte medemens. Dat spreek ik tegen. Mijn visie is simpel: wij mensen hebben elkaar nodig, moeten onze angsten overwinnen en met elkaar samenwerken. Daarbij vind ik het grote onzin om onderscheid te maken tussen gekleurd of blank, Aziatisch, Afrikaans of whatever. Ik kijk niet naar nationaliteit, maar naar intentie en naar gedrag.)

Deze column verscheen eerder op de website van Jonge Bazen.

Wissel eens een dagje van taken

Weekend! Tijd voor ontspanning en om af te spreken met familie en vrienden. Maar daarnaast ligt er een wekelijks terugkerende waslijst aan huishoudelijke taken. Hierin is bij ons thuis geleidelijk een soort natuurlijke verdeling ontstaan; hij doet de boodschappen en de tuin en ik zorg voor de was en ruim het huis op. Persoonlijk vind ik zijn takenlijstje erg overzichtelijk en hij is ook niet onder de indruk van mijn taken.

Hoog tijd voor een experiment dus! We besloten om een weekend lang van taken te wisselen; hij de was en ik de boodschappen. Voor alle duidelijkheid, op zaterdag worden de boodschappen voor de hele week gehaald bij meerdere supermarkten en op de markt. De was van de hele week wordt in het weekend gedaan en dat betekent verzamelen, wassen, drogen, ophangen en vouwen.

Met allebei het gevoel dat de ander dan eindelijk eens zou beseffen hoeveel werk het wel niet is, gingen we de uitdaging aan. Zoals iedereen die met een frisse blik naar een nieuwe taak kijkt, vond ik dat boodschappen doen slimmer moest kunnen. Ik liet Albert Heijn de boodschappen thuis bezorgen op vrijdagavond en hoefde zo op zaterdag alleen nog maar naar de markt. Daarna kon ik gaan genieten van een ontspannen weekend. Dit uiteraard tot grote frustratie van mijn wederhelft… voor hem bleken er namelijk weinig ‘shortcuts’ te zijn in het doen van de was.

Conclusie aan het einde van het weekend? Leuk en leerzaam om te doen, vooral omdat je weer eens met een frisse blik naar de taken kijkt en meer waardering krijgt voor wat de ander doet. Voor herhaling vatbaar? Niet direct, mijn prachtige wollen truitje had opeens de ideale maat voor mijn pasgeboren neefje.

Het experiment deed me denken aan het programma ‘Undercover boss’, waarin een directeur van een grote onderneming ‘undercover’ gaat in zijn of haar eigen bedrijf. Hij of zij verruilt een week lang de directiestoel voor een plek op de werkvloer. Ondanks alle beelden en ideeën die de directeur vooraf heeft, blijkt elke keer weer dat je pas echt weet hoe het is, als je het zelf doet. Het leidt tot meer onderling begrip en verbinding tussen de directeur en de mensen waarmee hij of zij direct heeft samengewerkt.

Wat ik ervan geleerd heb? Dat het ontzettend waardevol is om af en toe eens bewust in andermans schoenen te gaan staan. Enerzijds omdat je elkaar dan beter gaat begrijpen en daardoor meer wederzijdse waardering op kan brengen. Anderzijds omdat je eens met een frisse blik naar iemands taken en acties kijkt waardoor je objectief kunt oordelen of er zaken zijn die beter, sneller of gemakkelijker kunnen. Met wie ga jij de komende weken eens van taken wisselen?